Rustperiode
In een woestijn waarin de zon fel en meedogenloos brandt en met zijn onafzienbare, kale zandvlakte, waarin zandheuvels zorgen voor wat glooiing, heerst een gevoel van grote verlatenheid.
Vanaf de zandheuvels komen nu van links en rechts leraren in zicht.
Het is voor hen een zeer moeizaam geploeter. Hun voeten zakken diep weg in dit brandend hete, mulle zand.
Een leraar heeft een hond bij zich. Een geit wordt aan een riem door een andere leraar vastgehouden. Ook loopt achter een van de leraren een waggelend eendje aan een touw. En een beertje wordt door een van hen gedragen.
Vanaf de zijkant komt een leraar met een zeer koppige ezel. Hij sjort en trekt, maar het dier gaat geen stap verder.
Tussen de leraren door verschijnen kaboutertjes. Ze zijn bijna niet te zien, maar gelukkig dragen zij rode jasjes, die afsteken in dit gele zand. Ze dartelen wat om de leraren heen en af en toe verschuilen ze zich in de plooien van een pij die een leraar draagt.
Een kaboutertje zit op de schouder en vlecht een staart in het haar van de leraar.
Het hele tafereel blijft vol en levendig. Van starheid of stilstand is absoluut geen sprake. Ook de leraar met de nukkige, tegenstribbelende ezel geeft de moed niet op. Hij blijft proberen om het dier mee te krijgen.
Wanneer u kijkt naar dit beeld dan valt vooral op dat we in de woestijn aanwezig zijn.
De woestijn staat symbool voor de eenzaamheid, het alleen-zijn, het geen contact maken met het eigen wezen.
Dan is het natuurlijk wel vreemd dat wij deze woestijn bevolkten met onszelf, met verschillende dieren, zoals een ezel en een eend enzovoort, en daarbij ook nog kabouters lieten zien.
Toch willen wij deze les geven, omdat wij merken dat de mens die al verder op zijn pad van ontwikkeling is, perioden kent van eenzaamheid, waarin gemakkelijk de aanwezigheid van hun kabouter, hun natuurkracht, kan doorkomen en de mens met verschillende aspecten van zichzelf in aanraking komt.
Dus ondanks dat de mens het gevoel heeft in de woestijn te zijn beland, blijft hij toch nog ergens contact houden met zijn wezen.
Wij zien daarbij ook dat vooral het wezen de mens de woestijn ingestuurd heeft. Dat is anders dan wanneer de mens pas aan het begin staat van zijn ontwikkeling; deze mens kent natuurlijk ook zijn eenzame momenten, maar heeft daarin nog geen contact met zijn eigen wezen en dan zijn die perioden van eenzaamheid echt heel zwaar.
Het wezen vindt rust in de woestijn, maar heeft tegelijkertijd ook de mogelijkheid om nog steeds impulsen af te geven aan u als mens. Want een woestijn kunt u ook zien als land dat in rust is gebracht, zodat er nieuwe dingen kunnen ontkiemen. En het wezen kiest er soms voor om even in de woestijn te vertoeven, maar tegelijkertijd heeft het die rustperiode nodig om weer verder op zijn pad te kunnen.
Mogelijkerwijs heeft u wel eens gehoord van het paaszaterdaggevoel, want daar is deze periode mee te vergelijken; de mens is ergens mee klaar, het proces is afgelopen en hij moet wachten tot er zich weer wat nieuws aandient via het wezen. Maar dan heeft het wezen even de rust nodig en keert in zichzelf. En een mens ervaart het alsof hij een beetje afgescheiden is van alles en iedereen, alsof hij in een soort vacuüm zit, maar het is niet onprettig. U kunt dan het gevoel hebben dat er niets gebeurt en tegelijkertijd weet u dat het goed is.
Zoals u al zag in de beginbeelden waren er een aantal dieren te zien, onder andere de vrouwelijke geit, die in deze context staat voor het wezen dat aan de ene kant heel sterk de drang voelt om verder te komen op zijn pad en daarin ook open staat voor nieuwe impulsen vanuit de Wereld van de Wijsheid, maar tegelijkertijd ook behoorlijk bokkig kan zijn.
Deze bokkigheid kunt u zien als het wezen dat niet alles klakkeloos aanneemt wat wordt aangereikt vanuit de Wereld van de Wijsheid, want dit wezen heeft daarin ook zijn eigen uniekheid, dus ook zijn eigen wil.
En dat klinkt vreemd, want het wezen kent geen emoties, en toch bepaalt het wezen zelf of het datgene wat wordt aangereikt vanuit de Wereld van de Wijsheid toelaat in zichzelf of niet.
U zag ook dat een van de leraren een beertje in zijn armen droeg, en dit beertje zegt iets van de onderzoekende geest, die wil ontdekken, wil weten.
Wij lieten ook nog even de ezel zien.
U weet dat een mens die verder op zijn pad is, langzaamaan met zijn taak in aanraking komt. En de ezel staat voor de mens in de taak. Maar wij weten ook dat diegene helemaal niet staat te juichen als hij van ons een taak krijgt.
De mens in de blauwe trilling dénkt te weten dat hij een taak heeft en begint daar invulling aan te geven in zijn leven. Terwijl de mens aan het eind van de paarse trilling van ons een taak krijgt, maar daar helemaal geen zin in heeft.
Hij voelt dat die taak veel van hem vraagt en hij uit zijn veilige nestje naar buiten moet treden. Dus juist iemand die zover is, wordt inderdaad die ezel en zegt: 'Nou, daar heb ik geen zin in en je kunt zo hard aan me trekken als je wilt, ik doe hier niet aan mee'.
U mag gerust uw bokkige periode hebben, tegenstribbelen tegen de taak, maar de drang van uw wezen zegt ook: 'Wil ik verder op mijn pad, wil ik naar het volbewustzijn toe, dan zal ik toch langzamerhand mijn vleugels uit moeten slaan en gaan kijken: wat is die taak en kan ik gebruik maken van ervaringen van mijn wezen?'
En dan komt de mens automatisch met de vraag: wat zijn dan die oude ervaringen en hoe moet ik daar nou vorm aan geven? Dus een mens die op pad gaat in zijn taak, heeft veel vragen, heeft veel bedenkingen en voelt zich behoorlijk onzeker.
Maar ook het wezen kent in deze woestijnfase het paaszaterdaggevoel en heeft dat ook nodig, zodat langzaamaan vanuit zijn wezen toch een beetje zekerheid begint te groeien en er een basis wordt gelegd vanuit de Wereld van de Wijsheid. Juist de dingen die nodig zijn voor de taak, gaan hierin ontkiemen.
Dit geeft wel aan dat, ook al lijkt het een rustperiode voor uw wezen, het toch behoorlijk hard aan het werk wordt gezet en deze overgangsfase ook nodig heeft.
Zo zag u dat er kabouters waren, uw eigen natuurkracht. Deze kabouters lijken een beetje vreemd voor iemand die aan het eind van de paarse trilling zit, want deze mens heeft meestal al een rechtstreeks contact met zijn eigen wezen, maar hij vertrouwt daar nog niet op.
Dus dit is ook een overgangsfase voor de mens waar het wezen gebruik van maakt. De kabouter mag nog wel zo nu en dan meedoen, maar langzaamaan zal de kabouter steeds meer verdwijnen.
Wij lieten in het beginbeeld zien dat die ene kabouter vlechtjes aan het maken was in de haren van de leraar: het betekent dat de kabouter op een gegeven moment niet meer mee kan komen, want de witte trilling kent hij nog niet. Hij probeert datgene wat de leraren aangeven, wat de Wereld van de Wijsheid aangeeft, zo te vervlechten in zijn eigen mogelijkheden, dat hij het nog kan begrijpen. Dus op een gegeven moment laat u het contact met uw natuurkracht los en blijft alleen het rechtstreekse contact met uw wezen over.
Zo zag u ook in het beeld een leraar lopen met een hond aan de lijn.
Een hond staat symbool voor de trouw, het trouw-zijn aan zichzelf, maar in de meeste gevallen zien we dat de trouw gebruikt wordt als trouw-zijn aan de ander. En in de periode waarin het wezen zich nu bevindt, is vooral de trouw aan zichzelf heel belangrijk.
Want een mens kan in deze periode niet meer trouw zijn aan een ander. Hij voelt dat hij dan van zijn eigen pad afgaat en ervaart hiervan de lichamelijke weerslag.
De mens wordt misselijk, wordt ziek, als hij dan toch trouw blijft aan de ander.
De periode van de paarse naar de witte trilling, naar het volbewustzijn toe, is een periode vol turbulentie, waar heel veel dingen gebeuren met de mens.
Hij heeft soms het gevoel: ik begrijp het allemaal niet meer.
Er gebeurt zoveel, ik voel me steeds kleiner worden, ik weet echt niet meer wat nou nog de bedoeling is.
En dat hoort ook bij deze periode.
Dus als u naar uw eigen processen kijkt, dan vindt u steeds deze drie fasen terug:
- er gebeurt niks meer, ik zit een beetje vast, hoe moet ik nou verder?
- het vacuüm van de woestijn.
- het nieuwe dat opborrelt in uzelf.
Hier kunnen we de driehoek opplakken, want het zijn steeds opnieuw dezelfde fasen waar een mens doorheen gaat. En dat is ook de beweging van het wezen, dat door de energie van de Wereld van de Wijsheid gevoed wordt om steeds door deze drie fasen heen te gaan.
U gaat deze fasen steeds gemakkelijker herkennen en kunt de woestijn dan rustig toelaten.
​
***