top of page

De tegenstellingen

De aarde heeft een waak- en een slaapritme en het lichaam verbonden met de aarde, heeft hetzelfde ritme.

Het is de tegenstelling die automatisch aan deze planeet vast zit.

Symbool: de mens wordt zwaar door de piramide die hij op het hoofd draagt: en er is dan maar één gedachte: slapen. Hij is het slachtoffer van de zwaartekracht, dus van de dualiteit van de aarde.

Het betekent dat de mens 'slaapt' en onbewust is van zijn wezen.

Hij laat de zwaartekracht nog meester zijn over de manieren van reageren, van handelen.

De mens is nog ondergeschikt aan de tegenstellingen en hij moet eten, slapen enzovoort.

Dit is één kant van de mens.

Pas als daaraan voldaan is gaat hij zich bezighouden met het bewustzijnsvraagstuk.

Dat is de andere kant van de mens.

We zien dat het wezen de sluitpost is van het stoffelijk leven en dit komt door de rode aarde-energie.

De mens heeft beide kanten in zich, hij kan zichzelf verheffen en op zoek gaan naar het ultieme bewustzijn en hoe verder de mens in zijn stoffelijk bewustzijn komt, hoe fijner de trillingen worden.

De zwaartekracht verandert daardoor.

Maar hij kan ook in de grond verdwijnen, de zwaartekracht in.

Hoe dichter hij bij de aarde komt, hoe zwaarder de trilling wordt.

De vitaliteit die als vuur opstijgt en de chakra's beroert waardoor deze van kleur veranderen, wordt als positief ervaren.

Maar het vuur dat de mens omlaag trekt, wordt als negatief ervaren.

Deze beide kanten zitten vast aan de rode aarde-energie.

 

Als we de tegenstelling gebruiken als bewustwording, dan is de mens daar niet meer afhankelijk van en ontworstelt hij zich aan de wortels van het mens-zijn.

Want de wortels van het mens-zijn zijn ingebed in de tegenstellingen: licht-donker, waken-slapen enzovoort.

In de paarse trilling moet de mens de tegenstellingen gaan doorzien en 'wakker' worden.

 

Er woedt een strijd in de mens en deze strijd heeft altijd te maken met standpunten, want de mens maakt steeds een keus voor iets en daardoor tegelijkertijd ook tegen iets.

Dit gebeurt in de denkkap.

De begeerte heeft met de tegenstelling te maken, de begeerte beïnvloedt de keus.

De mens wordt geconfronteerd met zijn begeerten omdat hij steeds een keus maakt.

Het is een vicieuze cirkel waar hij in zit, maar hij moet gaan doorzien dat de tegenstellingen aan de aarde vast zitten.

De mens op zichzelf is al een tegenstelling omdat het wezen en het stoffelijk-zijn al een tegenstelling inhouden, doch de mens heeft niet in de gaten dat er strijd in hem zit, dit is het 'slapen'.

Maar de keus is niet goed.

Hij moet niet kiezen voor het lichaam of voor het wezen, maar hij moet zien dat het één niet zonder het ander kan.

De werkwijze:

- Niets meer afwijzen en omdat u niets meer afwijst, heeft u er geen deel aan.

- Geen bijvoeglijke naamwoorden meer gebruiken, want zo geeft u ergens waarde aan.

- Geen uitgesproken meningen meer verkondigen, want u heeft dan een mening over de tegenstelling.

- Zien dat de beide kanten dezelfde waarde hebben, ze zijn één, het één bestaat niet zonder het ander.
  Anders is het afwijzen of binnenhalen, u maakt dan één kant mooier.

- De tegenstelling in kaart brengen en zien wat de begeerte is.

- Het lichaam en het wezen laten samenwerken.

 

Driehoek

Het wezen heeft contact met het de Wereld van de Wijsheid, daar komt de eerste informatie binnen en het lichaam gaat hierin mee.

Maar de samenwerking moet op alle fronten plaatsvinden.

De tegenstellingen zijn voor iedereen verschillend, maar in grote lijnen komen ze ook met elkaar overeen, omdat iedereen heeft gekozen voor deze stofwereld.

De mens moet er naartoe dat hij kan zeggen: 'Het maakt me niets uit wat er met mij gebeurt'.

Dan heeft hij contact met de spiraal en ontstaat de driehoek: de gewaarwording – de trouw – het zuiver-denken.

Daarin bestaat er geen tegenstelling meer.

***

bottom of page