Wij-gevoel
Symbolisch beeld: In een met gras begroeid heuveltje zit halfverscholen een konijntje in een holletje.
Zijn kopje en een stukje van zijn lijfje zijn te zien.
Om zijn halsje heeft hij een bandje waar twee belletjes aan vastzitten.
Met gekruiste voorpoten zit hij daar rustig kauwend en met zijn neusje snuivend te kijken.
Voorzichtig snuffelend komt hij nu naar buiten en laat zich in heel zijn glorie zien.
Hij is prachtig sneeuwwit, alleen dat bandje om zijn nek met de zilverkleurige belletjes is blauw.
Het konijn als symbool staat altijd voor het wij-gevoel, want een konijn voelt zich het lekkerst in een groep.
Het wij-gevoel wil zeggen dat een mens het heel vervelend vindt om alleen te zijn. Hij conformeert zich aan een groep, probeert onderdeel te zijn van een groep en vindt teamwork heel belangrijk. Hij denkt door rekening te houden met een ander en zich aan te passen aan de groepsnorm een plekje te veroveren in een bepaalde groep en voelt zich daar goed bij.
Maar wij weten dat het aanpassen een vorm van overleven is. Want als u werkelijk naar uzelf luistert, dan bent u geen groepsmens, dan bent u een individualist.
Wij gaven het konijn een witte kleur omdat de mens het wij-gevoel als zuiver ervaart. En juist die 'zuiverheid' maakt dat hij niet wil veranderen.
Maar ieder mens is uniek, ieder wezen is uniek. Dit komt overeen met de les die uw wezen heeft en de mogelijkheden die u als mens heeft.
Nu lijkt het alsof we tegen bepaalde dingen aanschoppen, want de teneur van deze maatschappij is dat iedereen met elkaar door één deur moet kunnen, men het erg goed met elkaar moet kunnen vinden en dat juist de sociale contacten heel belangrijk zijn in het leven. Maar wij zeggen, juist omdat ieder mens uniek is: 'Het is leuk om contact te hebben met anderen, maar niet om zich te conformeren aan de ander'.
Wij vinden dat uw eigen kracht, uw eigen mogelijkheden duidelijk aanwezig mogen zijn. En wanneer een mens zichzelf is en de ander naast hem ook zichzelf is, pas dan kan men erachter komen of ze misschien iets voor elkaar kunnen betekenen. Maar zolang de mens zich aanpast, kan hij er nooit achter komen of er iets is wat hem samenbindt met de ander.
Wanneer wij kijken waarom een mens in het wij-gevoel kruipt, dan is dat omdat hij bang is om alleen te staan, bang is om voor gek te worden versleten, om een buitenbeentje te worden, om gepest te worden… bang dat hij gezien wordt als outcast.
Maar het is juist het wij-gevoel dat dit in de hand werkt.
In allerlei facetten van deze maatschappij waarbij mensen samenkomen is het wij-gevoel de drijfveer.
Wij zien bijvoorbeeld aardig wat families waar de ouders vinden: wij hebben jullie opgevoed en nu wij zijn aangeland bij onze oude dag willen wij wel dat jullie aandacht aan ons besteden en ons helpen om onze oude dag toch wat gezelliger te maken. En dan zijn het niet alleen de kinderen, maar worden ook de kleinkinderen erbij betrokken en dient iedereen in dat familiegevoel mee te gaan.
Dat familiegevoel is hetzelfde als het wij-gevoel: wij samen horen bij één familie en dragen dezelfde achternaam.
Als een mens in het wij-gevoel zit, zal hij zich ook altijd conformeren aan de groepsregels, want niemand wil buiten de boot vallen. En als er een bepaalde groep is waar men thuishoort, dan zijn er automatisch regeltjes. De mens gaat daar vaak angstvallig mee om en probeert via deze regels zijn plek te verstevigen binnen deze groep. Wij zien dat de mens aan de groepsnormen voorrang verleent en daardoor komen zijn eigen regeltjes, zijn eigen mogelijkheden op de tweede plaats. Dus hij past zich steeds aan aan wat de groep van hem vraagt, van hem wil.
Wij zien dat veel mensen lijden onder dat wij-gevoel in de familie. Aan de ene kant wil de mens juist dat lijden voorkomen, en wentelt zich daarom in het wij-gevoel: dan val ik niet op, doe ik gewoon mee met wat de groep van mij verwacht; maar aan de andere kant verloochent hij zichzelf en daar zit het lijden aan vast.
Door zichzelf te verloochenen: zijn eigen aard, zijn eigen karakter, maar door ook zijn eigen les niet serieus te nemen, komt de mens behoorlijk in de problemen.
Ook in het verenigingsleven komt het wij-gevoel sterk in beeld. Want men wil dat op de verenigingsmomenten de leden aanwezig zijn. Het is bijvoorbeeld niet alleen op een donderdagmiddag bij elkaar komen om te biljarten, maar er wordt van uitgegaan dat er iedere donderdagmiddag gebiljart wordt en dat u iedere donderdagmiddag zin heeft.
En als men in een vereniging zit, wat gebeurt er dan?
Er moet een organisatie op poten gezet worden en dat dienen de leden natuurlijk te doen. Er moeten briefjes rondgebracht worden, er moeten allerlei boodschappen worden gedaan… Ook hierin zien wij weer dat wij-gevoel naar voren komen. Dat is inherent aan het verenigingsleven.
Maar als u zegt: 'Ik heb helemaal geen zin om me daarmee bezig te houden, ik ga niet in de organisatie zitten, laat dat maar aan een ander over die daar wel zin in heeft'. Nou, gegarandeerd dat u daarop aangekeken wordt.
Maar u kunt ook kijken naar godsdiensten. Godsdienst is ook een en al wij-gevoel. U bent waarschijnlijk opgegroeid in een gezin, in een milieu dat toch een bepaalde godsdienststroom aanhing, een bepaalde filosofie aanhing. U ging naar de kerk als het zo uitkwam, soms moest u ook naar een bepaalde school die een bepaalde filosofische stroom aanhing. Dat hoorde er gewoon bij, niet in de gaten hebbend dat hier het wij-gevoel de boventoon voerde en u niks meer in de melk te brokkelen had.
De gezamenlijkheid en de regels zoals: u bent als mens goed bezig als u dit en dat doet, dan bent u een volwaardig lid van deze kerk en mag u hieraan deelnemen, dat verfoeien wij.
Dat wij-gevoel willen wij niet, want men denkt vanuit de godsdiensten te weten hoe de mensen zijn, hoe God het heeft bedoeld, en als de mensen nu maar allemaal de regels volgen zoals de godsdiensten deze hebben voorgeschreven, dan komt het wel goed met deze wereld.
De mens die in het wij-gevoel zit, denkt ook steeds te weten hoe een ander zich voelt.
Kijk maar eens wat er gebeurt als u een verhaal vertelt… dan zal diegene tegenover u vanuit het wij-gevoel zeggen: 'Oh, maar dat heb ik ook', en begint hij zijn eigen verhaal te vertellen, voorbijgaand aan uw beleving.
Iemand die in het wij-gevoel zit is ook bezig met vragen: 'Volgens mij ben jij moe', of: 'Jij voelt je niet lekker, hé?' en hij hoopt daardoor weer aardig gevonden te worden in de groep en zijn positie te verstevigen.
Tegelijkertijd zien wij ook dat deze mens sterk geneigd is om met raadgevingen voor zijn medemensen aan te komen zetten. Zelf heeft hij meestal een blinde vlek voor zijn eigen gedrag, maar bij de ander ziet hij dat gedrag heel duidelijk. Dat is ook onderdeel van het wij-gevoel.
Zo zien we een grijze massa doordat iedereen zich aanpast. En juist de vele mogelijkheden van het karakter worden onder de duim gehouden, want de mens heeft al heel vroeg geleerd: deze bepaalde karaktertrek vindt mijn familie niet leuk. Dus ik mag niet schreeuwen, ik mag niet dansen, ik mag geen uitbundige kleren dragen, want dan vinden de mensen in mijn omgeving dat ik hen voor schut zet.
In plaats van dat men denkt: deze mens zet zichzelf voor schut, voelt de mens in het wij-gevoel dat een ander hem voor schut zet. Zover gaat de gevoeligheid van de mens die in het wij-gevoel zit.
Wanneer een mens kiest voor het wij-gevoel, voelt hij zich op dat moment kwetsbaar, want anders hoeft een mens daar niet voor te kiezen. Hij is bang om zijn plekje kwijt te raken als hij zijn eigen mening verkondigt. Dus kiest hij liever voor het wij-gevoel, dan voor het vasthouden van zijn eigen standpunten en de mens verdwijnt liever in de grijze massa dan dat hij in zijn kracht blijft staan.
U voelt al hoe het wij-gevoel zijn angels heeft in deze cultuur, want het wij-gevoel hoort bij de oranje trilling. En in de oranje trilling zet de mens zijn eerste stap in het bewustzijnsproces.
En toch zien we ook dat de mens die al verder op zijn pad is steeds weer teruggrijpt naar het wij-gevoel, waardoor hij zakt naar de oranje trilling. Hierdoor roept hij in zijn eigen zenuwgestel ook weer die oranje trilling op, die veel grover is dan de trilling waar hij werkelijk in zit.
En dat heeft allemaal te maken met maar één konijntje. Kunt u nagaan hoezeer u achter dat konijntje aanholt.
Dat konijntje had een bandje om zijn hals met twee zilveren belletjes.
U weet dat het zilver voor het wezensbewustzijn staat. Dus als u van binnenuit bijvoorbeeld de impuls krijgt: 'Mensen, ik heb nu geen zin om gezamenlijk kerst te vieren', blijf daar dan ook bij. Dat is de impuls vanuit uw wezensbewustzijn die zegt: 'Dat hoort nu niet bij mij'.
Maar u zag dat het twee belletjes waren, en twee staat voor de manier van denken. De mens denkt: eigenlijk wil ik dat niet, maar ja, het is veel deugdzamer om me op te offeren.
Want zo is het geleerd in de opvoeding, in de godsdiensten: eerst de ander ter wille zijn…
Ook het bandje om de hals van het konijntje laat zien dat de mens wanneer hij zo denkt zichzelf snoert en het benauwd krijgt.
Wij hopen echt dat u daar een grotere kijk op gaat krijgen. Dat u ook zegt: 'Dit heeft zijn langste tijd gehad, ik ga nou eens staan voor wie ik werkelijk ben, want dat konijntje zegt me niks meer'.
​
***