top of page

De avonturenreis van Pieter-Jan

 

Pieter-Jan is ziek, erg ziek en daarom ligt hij veel op bed.

Eerst lag hij in het ziekenhuis, waar ze hem geopereerd hebben, maar toen hij naar huis mocht heeft papa thuis een bed voor het raam gezet.

Dat is leuk, want Pieters-Jan’s huis staat in dezelfde straat waar ook zijn basisschool is en er komen veel kinderen langs die even naar hem zwaaien.

Tenminste als de gordijnen open zijn, want soms is Pieter-Jan te moe om terug te zwaaien en vraagt hij aan mama om ze dicht te laten.

Af en toe komt meester Chris van groep acht even langs om een praatje te maken.

Hij maakt dan grapjes over allerlei dingen die in de klas gebeurd zijn en dat vindt Pieter-Jan leuk. Eerst kwamen zijn vrienden van school ook nog wel eens langs, maar nu niet meer. Ze waren dan een beetje zenuwachtig en daar werden ze zo druk van dat deze bezoekjes veel te vermoeiend werden voor Pieter-Jan.

Daarom heeft mama met ze afgesproken dat ze alleen maar even voor het raam gaan zwaaien en dan roepen ze: “Hée, pettekop!” Dat is niet uitschelden, maar komt gewoon omdat Pieter-Jan al een tijdje geen haar meer heeft en dat komt weer van de medicijnen die hij moet slikken. Daarom heeft ie een pet op zijn kale kop gezet. Hij heeft er een heleboel, allemaal verschillende en ze staan hem hartstikke stoer. Soms roepen de jongens: “Hé pettekop en brillemans, hoe gaat ie?” en dat is wel grappig, want dan zien ze Benno bij Pieter zitten en Benno draagt een bril.

Benno is de buurjongen van Pieter-Jan en van hem wordt Pieter-Jan niet moe. Hij praat niet zoveel en leest Pieter-Jan voor uit één van de stripboeken die hij heeft gekregen of ze doen samen een spelletje.

Pieter-Jan weet dat hij niet meer beter wordt, niet iedereen weet dat al of ze willen het misschien nog niet geloven, maar Pieter-Jan weet het al wel een tijdje.

Hij praat er maar niet over, want iedereen vindt het zo erg en ze beginnen dan te huilen, maar Pieter-Jan denkt er niet zoveel over na. Daar is hij eigenlijk ook vaak te moe voor en hij is al heel blij dat hij door de medicijnen helemaal nergens meer pijn voelt. Ook verveelt hij zich niet, want als hij te moe is om iets te doen dan doet hij zijn ogen dicht en gaat hij naar binnen kijken.

Want in deze binnenfantasiewereld valt er zoveel te beleven en is het net alsof hij meespeelt in een spannende film, waarin hij kan vliegen en met dieren praten.

Maar het gebeurt de laatste weken steeds vaker dat wanneer hij een beetje aan het doezelen en fantaseren is dat hij Omi naast zijn bed ziet staan.

Omi is zijn lievelingsoma, maar zij is al een tijdje dood en nu is opa Herman alleen.

Dat was ie eigenlijk al een poosje hoor, want Omi woonde voordat zij doodging in een tehuis omdat ze vaak in de war was en soms gekke dingen deed.

Op het laatst wist ze ook niet meer wie Pieter-Jan was en leek het net alsof ze er eigenlijk al niet meer was. Alsof zij haar ogen had dichtgedaan en alleen nog maar naar binnen keek en al helemaal naar haar fantasiewereld was verhuisd.

Tenminste zo voelde Pieter-Jan dat, maar volgens hem dachten de anderen nog steeds dat het de echte Omi was. Maar de Omi die hem nu komt opzoeken dat is weer de gewone Omi van vroeger dat ziet hij wel.

En ze vertelt hem verhalen over waar ze nu woont en over wat ze daar allemaal doet.

Ze zegt dat ze daar kinderen helpt, dus dan zal ze wel een soort zuster in een kinderziekenhuis zijn, denkt Pieter-Jan en dan valt hij weer in slaap.

Een ander keertje vertelt Omi hoe lekker warm en zonnig het is waar ze nu woont en dat lijkt Pieter-Jan heerlijk, want hij heeft het steeds zo koud.

Ook al maakt mama heerlijk warme kruiken of gaat ze een poosje lekker dicht tegen hem aan liggen, dat helpt maar eventjes. De gordijnen zijn nu vaak dicht omdat het licht zo fel is aan zijn ogen en het liefste heeft hij dat papa, mama of opa Herman hem voorlezen uit het prachtige boek van Narnia, waarin vier kinderen via een betoverde kleerkast in een andere wereld terechtkomen waar de meest wonderlijke dingen gebeuren. Pieter-Jan houdt erg van deze verhalen omdat ze zoveel lijken op de avonturen die hij in zijn eigen binnenfantasiewereld beleeft.

Wanneer hij een keertje na een dutje weer wakker wordt ziet hij dat ze allemaal om zijn bed heen staan en heel verdrietig kijken. Ook Omi is erbij, maar zij is niet verdrietig, zij lacht naar hem en zegt alleen maar: “Het is tijd om te gaan Pieter-Jan”.

Mama huilt, aait hem over zijn hoofd en houdt hem vast, maar als Omi dan haar hand uitstrekt weet Pieter-Jan dat hij met haar mee wil gaan naar die warme, zonnige plek waarover ze vertelde. Hij zucht eens diep, pakt de hand van Omi stevig vast, sluit zijn ogen en wanneer hij ze weer open doet staat alleen Omi nog naast zijn bed.

Papa en mama zijn er niet meer en ook opa Herman ziet hij niet, maar het is hier wel lekker warm, het licht is hier heel zacht aan zijn ogen en tevreden valt hij in een diepe slaap. Hij is vast erg moe, want hij slaapt heel veel en elke keer als hij eventjes wakker wordt staat Omi naast zijn bed en aait hem zachtjes over zijn bol.

Maar langzamerhand blijft Pieter-Jan steeds wat langer wakker en kijkt hij eens om zich heen.

Er zijn hier nog meer kinderen, sommigen slapen nog veel, maar anderen gaan af en toe hun bed uit om wat te spelen of te wandelen. En Pieter-Jan wordt nieuwsgierig naar wat ze dan gaan doen en waar ze naar toe gaan.

Omi zegt dat dit een goed teken is en dat ze Pieter-Jan morgen komt halen om een uitstapje te maken. En of je ’t nu gelooft of niet, de volgende dag zegt Omi dat er weer haren op zijn hoofd zijn gegroeid en dat hij dus geen petje op hoeft.

Hand in hand gaan Omi en Pieter-Jan een wandelingetje maken. Als ze het ziekenhuis uitlopen kijkt Pieter-Jan zijn ogen uit, het is zo’n tijd geleden dat hij buiten was en het is hier zo groen!

Ze lopen door een groot park waar in het midden een vijver is met fonteinen die het water zover omhoog spuiten dat het net lijkt alsof er even later allemaal watervalletjes naar beneden komen stromen. En als de zon erop schijnt zijn er allemaal verschillende kleuren in te zien.

Omi en Pieter-Jan lopen onder de hoge bomen door, luisteren naar het gekwetter van de vogeltjes en ruiken de heerlijke geuren van de bloemen.

De eerste keer gaan ze maar een klein eindje op pad omdat Pieter-Jan nog snel moe wordt, maar elke dag voelt hij zich een beetje beter en gaan ze een stukje verder.  Als hij op een dag niet langer in het ziekenhuis hoeft te blijven, gaat Pieter-Jan bij andere kinderen in een mooi wit huis wonen.

Omi woont daar niet, maar ze komt nog wel af en toe om samen met Pieter-Jan op stap te gaan. Zo hebben ze ook samen de stad bekeken waar Omi zelf woont. Ze namen de trein en Pieter-Jan wist niet wat hij zag, zo mooi vond hij het.

Er waren parken met vijvers, brede pleinen en hoge poorten, maar waar hij het meest van onder de indruk was, waren de reusachtige flatgebouwen.

Nu denk je misschien: er is toch niks leuks aan flatgebouwen, nou dan heb je deze nog niet gezien hoor! Ze hebben zulke mooie kleuren dat ze wel van paarlemoer lijken gemaakt en ze schitteren in de zon. Pieter-Jan zag verdiepingen die heel warm  oranje gekleurd waren en daarboven waren ze allemaal zachtgeel en daar weer boven zag zover hij kon kijken groene,  blauwe en paarse gedeelten.

En deze flats zijn echte wolkenkrabbers, want ze zijn zo hoog dat de bovenste etages helemaal in de witte wolken verdwijnen.

Overal aan de buitenkant zitten ronde glazen buizen en dat zijn supersonisch snelle liften waarmee je in een oogwenk omhoog of omlaag zoeft.

Omi heeft veel kennissen in het flatgebouw en daar neemt ze Pieter-Jan weleens mee naar toe.

Zo wordt Pieter-Jan langzamerhand een jongeman die ook graag in zijn eentje op pad gaat en steeds nieuwsgieriger wordt. Soms gaat hij op visite bij mensen die in de oranje flats wonen, omdat ze zulke lekkere thee maken en het er altijd ruikt naar versgebakken koekjes.

Ook komt hij graag in de blauwe flats, want hier wonen allemaal mensen die graag spannende verhalen vertellen.

Of hij gaat op bezoek in de groene flats waar iedereen samen muziek maakt en waar je in allerlei koortjes kunt meezingen of naar de paarse flats waar de mensen zulke prachtig gekleurde schilderijen maken.

Maar het allerliefst gaat hij met de supersonische lift naar het bovenste deel van de flat waar je heerlijk over het witte wolkendek kunt wandelen.  

De mensen die hier wonen dragen allemaal een lang wit kleed en ze vinden het leuk als Pieter-Jan een praatje komt maken. Op een keer vertelt Pieter-Jan aan één van zijn wolkenvrienden dat hij Omi al zo lang niet gezien heeft. En dat hij de laatste tijd niet alleen veel aan zijn vroegere buurjongetje Benno moet denken, maar ook aan meester Chris van de basisschool. En dat hij zich afvraagt waarom de flats allemaal verschillende kleuren hebben en waarom de mensen die er wonen zo verschillend zijn en waarom het wolkendek geen dak heeft en…. nog zo veel meer.

De vriend in het witte gewaad glimlacht, steekt zijn hand uit en zegt,  net als Omi heel lang geleden: “Het is tijd om te gaan Pieter-Jan.”

Pieter-Jan pakt de uitgestoken hand beet en zijn vriend brengt hem naar een witte trap die zo hoog is dat je het eind er niet van kunt zien.

Samen klimmen ze naar boven en komen uit in een ronde kamer met witte muren

die van wolken zijn gemaakt. Op deze wolkenmuren hangen foto’s en schilderijen.

Pieter-Jan loopt naar een foto waar Omi opstaat met een kindje op haar schoot, ze ziet er hier wel anders uit, maar hij weet dat het Omi is.

Daarnaast hangt een foto waarop hij meester Chris herkent en meester Chris speelt op een gitaar. Als hij verder in het rond kijkt ziet hij een schilderij van een man die met zijn hand boven de ogen naar een helder blauwe zee tuurt.

Er hangt ook nog een grote plaat van een prachtig wit paard met zilverkleurige manen dat in volle vaart over een paars heideveld galoppeert.

En dan ziet Pieter-Jan opeens dat er in deze witte toren een glijbaan staat waarmee je wel heel ver kunt glijden, want hij gaat zo diep dat je vanaf hier niet kunt ziet waar hij uitkomt. Dat avontuur wil Pieter-Jan weleens beleven, hij gaat op de glijbaan zitten, zet zich af en zoeft in volle vaart naar beneden.

Oh dat gaat lekker snel zeg, Pieter-Jan verwacht ieder moment dat hij op de grond

uit zal komen, maar dat is niet wat er gebeurt.

Nee, hij glijdt nog wel naar beneden, maar het gaat steeds langzamer totdat hij uiteindelijk in een soort zwembad terechtkomt. Nou, eigenlijk is het geen zwembad, maar meer een zee met heerlijk warm en helder water.

En net als hij zich afvraagt waar hij toch is, ziet hij dat er een grote vis naar hem toe komt zwemmen. De vis is zilverkleurig, heeft een vin op de rug en knikt Pieter-Jan eens vriendelijk toe alsof hij hem uitnodigt om een stukje met hem mee te gaan.

Pieter-Jan bedenkt zich geen moment, pakt de vin op de rug van de vis stevig vast en dat is maar goed ook, want meteen schieten ze samen pijlsnel door het water heen. Na een paar rondjes neemt de vis een diepe duik naar beneden waar de zee steeds donkerder van kleur wordt. Het water wordt zelfs zo troebel dat hij helemaal niets meer ziet en met een diepe zucht doet Pieter-Jan zijn ogen dan maar dicht.

Hij is vast in slaap gevallen, want als hij ze weer open doet kijkt hij tegen groenig water aan en heeft hij het gevoel dat hij in een mini zwembadje zit. Het is een lekker warm en knus plekje en Pieter-Jan heeft het hier prima naar zijn zin. Regelmatig doet hij een heerlijk dutje op het ritme van een soort trom en als hij wakker is, zuigt hij lekker op zijn duim. Vaak hoort hij dan in de verte mensen praten en lachen, maar soms hoort hij ook klanken van muziek.

Maar het lijkt wel alsof dit veilige zwembadje steeds kleiner wordt en op den duur krijgt Pieter-Jan het er zo benauwd dat hij eruit wil. 

Dan voelt hij dat er iets zwaars op hem duwt en aan hem trekt en dat vindt hij heel onprettig. Maar steeds als hij zo’n harde duw krijgt ziet hij wel een soort poort waar licht doorheen schijnt en hij weet dat hij daar naar toe moet. Het is een heel karwei om daar te komen en het kost hem erg veel inspanning. En wanneer de poort zo dichtbij komt dat zijn hoofd er door past, zet Pieter-Jan het op een schreeuwen. Want alles om hem heen is opeens zo koud en prikt zo gemeen in zijn lijf. Het felle licht doet pijn aan zijn ogen en de harde geluiden bijten in zijn oren.

Hij knijpt zijn ogen stijfdicht en zet het op een huilen zo hard als hij maar kan. Dan opeens merkt hij dat hij op iets zachts ligt, hij herkent weer het ritme van de trom die hij ook in het zwembadje hoorde, hij stopt met huilen en valt in slaap.

Eerst slaapt hij nog veel, maar wanneer hij wakker is en om zich heen kijkt, ziet hij Omi die voor hem zorgt en dat voelt heel vertrouwd. Ze ziet er wel anders uit dan vroeger, maar Pieter-Jan weet dat het echt Omi is. Ze zingt liedjes voor hem en vaak is meester Chris er ook bij en die speelt dan op zijn gitaar.

En ze praten ook een beetje anders dan vroeger, want ze zeggen nu

mama en papa en ze noemen Pieter-Jan nu onze Daantje.

Pieter-Jan vindt het allemaal best en laat ze hun gang maar gaan.

Eerlijk gezegd vergeet hij zelf ook vaak dat hij lang geleden Pieter-Jan heette en mama eigenlijk Omi was. En meester Chris is een hele leuke papa die heerlijk met hem stoeien kan.

Zo groeit Daantje op tot een gezonde kleuter die heel nieuwsgierig is en overal wat van af wil weten.

Alleen als mama hem ’s avonds naar bed brengt, moet Daantje soms nog wel eens denken aan hoe het heel lang geleden was. En dan vraagt hij: “Weet je nog mama, dat jij vroeger mijn oma was?”

Of hij vraagt: “Weet je nog mama dat ik lang geleden altijd zo moe was en Benno mij kwam voorlezen?”

Nee, daar weet mama niets meer van , maar ze geeft hem een dikke knipoog en zegt dat ze wel weet dat Daan later vast een heel beroemde verhalenverteller gaat worden.

Dat denkt Daan zelf eigenlijk ook en tevreden valt hij in slaap om op reis te gaan in dromenland.  En als je je ogen sluit en heel goed in je fantasiewereld naar binnen kijkt kun je hem zien zoeven daar in die supersonisch snelle lift.

Kijk, daar gaat hij, hij schiet langs schitterend gekleurde flatgebouwen helemaal omhoog tot boven de wolken om even een praatje met zijn witte wolkenvrienden te gaan maken.

Want onze Daan is op zoek naar een broertje!

En niet zomaar een broertje, nee… Daan wil graag een broertje met een brilletje…

bottom of page